Neos in het rijk van de Schapenkoppen
Gelukkig is de Grote Markt van Lier eerder buitenmaats voor een stadje van nog geen 40.000 inwoners, zodat de massale toestroom van Neossers -tot twee keer toe telkens ruim 80 bezoekers- zonder ongelukken kon verwelkomd worden aan het stadhuis, met name door Rita Van den Bulck, ondervoorzitter Neos Lier, die hier nog schepen is geweest.
Dat stadhuis is trouwens een goed voorbeeld van de mix van historische stijlen die je in het compacte Lier kan bewonderen zonder al te veel kilometers af te malen. Terwijl het gebouw zelf, een voormalige lakenhal, in Brabantse rococostijl (1742) werd opgetrokken, is het belfort dat er aanhangt al van1369. En de helft van de ‘historische’ marktgevels zijn herbouwd na de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog, zo leerden we van de vier gidsen die ons in groepen op sleeptouw namen.
Lier is blijkbaar een stad in de steigers, want niet alleen de bekende Sint-Gummarus stond in de stellingen, ook het 13de-eeuwse unieke begijnhof is hoogdringend aan restauratie toe, maar de 92 begijnenhuisjes in de straatjes rond de barokke Sint-Margaritakerk zijn nog steeds een charmante oase van rust, waar vrijwilligsters nog echte Lierse kant produceren zonder te klossen.
Wie Lier zegt, denkt uiteraard aan de Zimmertoren, ooit een onderdeel van de eerste omwalling en bijna gesloopt, tot de Belgische uurwerkmaker en amateurastronoom Louis Zimmer de stad in 1930 een uniek uurwerkmechanisme schonk: de Jubelklok, met binnenin een astronomische studio en een planetarium. Maar nog belangrijker voor Lier is natuurlijk de Nete, want we spreken hier over een echte stad aan de stroom. De Nete was niet alleen belangrijk voor de af- en aanvoer van allerlei grondstoffen voor onder meer de talrijke Lierse brouwerijen -we proefden tussendoor het enige echte Caves-bier-, er werd op deze getijdenrivier ook gevist op onder meer paling.
Een must bij het bezoek aan Lier is dan ook een boottochtje op de schilderachtige, afgesloten Binnennete. Met veel dank aan de Moedige Bootvissers, die belangeloos deze rondvaarten verzorgen en ons graag wat historische anekdotes vertelden. Bijvoorbeeld waarom Leuven een universiteitsstad is en Lier niet. De legende wil dat Hertog Jan II in de 14de eeuw de Lierenaars wilde bedanken voor hun bijdrage in de strijd tegen de Mechelaren. Ze mochten kiezen tussen een universiteit en een veemarkt. Ze kozen voor het stapelrecht op vee, toen een stuk lucratiever dan een universiteit, die vervolgens naar Leuven ging. De hertog zou toen iets gezegd hebben van “O, die schapenkoppen”. Vandaar dus de bijnaam van de Lierenaars: de schapenkoppen. Se non è vero… ze zijn er hier best wel trots op, getuige ook het kunstwerk van een herder met zijn schapen in de …jawel, Schapenkoppenstraat.
Maar dé belangrijkste gebeurtenis in de Lierse geschiedenis, behalve dan het winnen van de voetballandstitel door SK Lierse in 1997, vond plaats in 1496, toen hier de basis gelegd werd voor een meer dan 200 jaar durende verbintenis tussen onze gewesten en Spanje. Het huwelijk van Johanna van Castilië en Filips de Schone was een Bourgondisch bacchanaal dat ze hier nog nooit gezien hadden. En blijkbaar was het tussen Johanna en Filips zo’n coup de foudre dat ze tegen alle etiquette in meteen samen hun hotelkamer indoken. Naar verluidt was het gedrum van de toeschouwers om iets van de festiviteiten op te vangen zo intens dat een brug over de Nete instortte, met dodelijke slachtoffers en gewonden als gevolg. Gelukkig konden wij Neossers in alle veiligheid in dit gebouw waar de tortelduiven sliepen, het Hof van Aragon, onze uitstap culinair afronden, niet met ‘Lierse Vlaaikes’ of schapenkoppen, maar met – what else? -vol-au-vent.
Herman van Waes